Gezondheidszorgdoelstellingen
CM: “Betere besteding van het gezondheidszorgbudget is mogelijk”
Een studie van de CM toont aan dat de gezondheidsdoelstellingen aanzienlijke gezondheidswinst kunnen opleveren. Artsenkrant kon de gegevens inkijken.
Filip Ceulemans
Begin mei selecteerde de Algemene Raad van het RIZIV uit de lijst met acht gezondheidszorgdoelstellingen die de Commissie Gezondheidszorgdoelstellingen (GDOS) onder leiding van prof. Erik Schokkaert voorstelde drie prioritaire doelstellingen: de organisatie van de eerstelijnszorg, de toegankelijkheid van zorg en preventie. Kort door de bocht is het doel van de gezondheidszorgdoelstellingen om elke euro die wordt uitgegeven ook efficiënt te gebruiken en te laten bijdragen aan een betere gezondheid van de Belg.
Dat klinkt soms wat theoretisch. Een studie van de CM geeft aan de hand van twee concrete voorbeelden aan dat er wel degelijk gezondheidswinst kan worden gemaakt door het aanwenden van de gezondheidszorgdoelstellingen. Concreet bekeek de studiedienst van de CM twee chronische aandoeningen: diabetes en hart- en vaatziekten bij vrouwen.
Arme tegenover rijke buurten
In 2022 kreeg 6,7% van de bevolking een diabetesbehandeling. In 2009 was dat nog maar 5,2%. Tussen 2009 en 2022 was er bijgevolg een stijging met 22%. Er bestaat een duidelijk verband tussen diabetes en de socio-economische achtergrond van de patiënt. In 2009 bedroeg de prevalentiekloof 83% tussen de armste en de rijkste buurten. In 2022 was dat opgelopen tot 93%. De prevalentie is intussen bijna dubbel zo hoog in de armste buurten in vergelijking met de rijkere omgevingen. In de armste buurten steeg de prevalentie van 7,4% naar 9,7%, in de rijkste buurten van 4,1% naar 5% (telkens in percentiel 95). Waarschijnlijk zijn de verschillen nog groter door onderscreening in de armste buurten.

Hoewel het aantal patiënten waarbij diabetes is gediagnosticeerd, steeds verder toeneemt, is naar schatting nog steeds 30% van de mensen met diabetes niet gediagnosticeerd. Hier is duidelijk verbetering mogelijk.
Vervolgonderzoeken
De opvolging van een behandeling gaat erop vooruit, maar zou nog beter kunnen gezien de soms ontoereikende frequentie van de vervolgonderzoeken. Die zijn nochtans essentieel omdat ze in verband worden gebracht met een significante verlaging van de mortaliteit. Er bestaat een significant verschil op basis van het inkomensniveau van de woonbuurt. In de rijkste buurten is het percentage patiënten met insuline dat adequaat wordt opgevolgd veel hoger: 63% krijgt er een gepaste opvolging (percentiel 90), tegenover amper 46% in de armste buurten (percentiel 10).
In 2021 was 86% van de volwassenen met diabetes die insuline gebruikten, geregistreerd in een van de zorgprotocollen voor diabetes (diabetespaspoort, zorgtrajecten voor chronische ziekten en conventie voor zelfregulatie voor de meest complexe patiënten). Een hoog percentage, maar toch is nog steeds 14% van de patiënten niet in een protocol opgenomen. In Brussel loopt dat op tot 19%. Bij mensen die in een voorziening verblijven zelfs tot 30%.
Ziekenhuisopnames
Bij mensen met een andere behandeling dan insuline is het percentage dat in een zorgprotocol is opgenomen met 26,6% in 2021 een pak lager. In Wallonië is dat zelfs amper 17,7%. De kleine verschillen volgens sociaaleconomisch niveau tonen aan dat dit waarschijnlijk minder een probleem is van toegankelijkheid dan van gepastheid van zorg.

Het aantal ziekenhuisopnames als gevolg van complicaties ligt met 136,4 per 100.000 inwoners hoger dan het Europese gemiddelde (104 per 100.000 inwoners). Het aantal amputaties van de onderste ledematen neemt – vooral bij vrouwen – af. Vooral de grote amputaties kenden een dalende tendens. Opmerkelijk is hier vooral het verschil tussen patiënten met en zonder een verhoogde tegemoetkoming. Bij patiënten met een verhoogde tegemoetkoming ligt het percentage duidelijk hoger (1,4% tegenover 0,8%).
Kostprijs
De gemiddelde totale kost voor patiënten over een periode van 15 maanden loopt op tot 880 euro voor diabetespatiënten zonder VT die insuline nemen, tegenover 624 euro voor niet-diabetespatiënten. Voor een kwart van de diabetespatiënten bedraagt de totale kost 960 euro. Bij diabetespatiënten met VT die insuline gebruiken, bedraagt de kost 583 euro, tegenover 426 euro bij niet-diabetespatiënten met VT.
Voor de studiedienst van de CM is het, gezien het stijgend aantal patiënten, duidelijk dat er heel wat verbetermogelijkheden zijn in de opsporing en opvolging van diabetes. De aandoening wordt nog steeds onvoldoende opgespoord. Daar ligt al een verbetermogelijkheid. De CM stelt voor om een aantal doelstellingen te formuleren die binnen vijf jaar moeten worden bereikt: een betere vroegtijdige opsporing, een daling van de incidentie van ziekenhuisopnames wegens complicaties, het opheffen van de kloof tussen sociaaleconomische groepen, het bereiken van 80% glykemische controle en bloeddruk bij gediagnosticeerde patiënten en een verbetering van de financiële toegankelijkheid.
Zorgprotocol
Een belangrijk verbeterpunt betreft de voorwaarden voor zorgverlening: meer, en met name niet-insulineafhankelijke, patiënten moeten regelmatig onderzocht worden. De CM stelt als streefdoel een toename van 54% in 2022 naar 75% over een periode van vijf jaar. Ook de kloof tussen sociaaleconomische groepen moet verkleinen. Het percentage van patiënten dat insuline gebruikt volgens een zorgprotocol voor diabetes moet over een periode van vijf jaar stijgen van 86% in 2021 tot 91%. Het percentage van diabetespatiënten dat behandeld wordt met een protocol anders dan dat van insuline moet stijgen van 26,6% in 2021 naar 46%.
Een tweede aandoening waarover de studiedienst van de CM zich boog, is hart- en vaatziekten bij vrouwen. Die komen bij vrouwen beduidend minder vaak voor dan bij mannen (91 tegen 135 per 100.000 inwoners). Er is echter een belangrijke kanttekening: vrouwen hebben 35% meer kans om te overlijden na een ziekenhuis ingreep aan het hart. Daardoor zijn hart- en vaatziekten de voornaamste doodsoorzaak bij vrouwen.
Wachttijd
Er zijn meerdere factoren die deze ongunstigere prognose verklaren. De wachttijd is een bepalende factor voor overleving bij een volledige verstopping van de kransslagader. Omdat vrouwen de symptomen later herkennen dan mannen vanwege een gebrek aan bewustzijn of belemmerde toegang tot de zorg, verslechtert dit de prognose.
Omdat de symptomen bij vrouwen anders zijn dan bij mannen, worden deze vaak later of niet herkend door artsen. Het risico wordt vooral bij jonge vrouwen vaak onderschat. Daarnaast laat de secundaire preventie ook te wensen over. De risicofactoren bij vrouwen worden onvoldoende onder controle gehouden: er is minder lichaamsbeweging, een hogere prevalentie van obesitas en een gebrekkige controle van cholesterol en geglyceerd hemoglobine. De aanbevelingen voor secundaire preventie zijn hoofdzakelijk gebaseerd op klinisch onderzoek waaraan voornamelijk mannen deelnemen. Hierdoor zijn deze aanbevelingen onvoldoende aangepast aan het risicoprofiel van vrouwen.
Gezonde vrouwenharten
“Ook hier kunnen gezondheidszorgdoelstellingen helpen om méér ‘vrouwenharten’ gezond te houden.” Dat kan door wachttijden in te korten door symptomen sneller te herkennen. Vrouwen hebben bijvoorbeeld eerder pijn tussen de schouderbladen dan op de borst of vagere klachten zoals vermoeidheid wanneer een hartinfarct op komst is. De CM vindt het ook erg belangrijk dat er meer onderzoek wordt gedaan naar hoe hartproblemen zich bij vrouwen manifesteren.
De twee voorbeelden die de studiedienst van de CM onderzocht, leiden tot een meer algemene oproep om de doelstellinggerichte aanpak meer gestructureerd te benaderen, vertrekkend van de mobilisatie van de kennis, de participatie van de belanghebbenden en de continue evaluatie. Belangrijke pijlers zijn onderzoek en continue bijscholing van zorgverstrekkers en een betere identificatie van onvoldoende gedekte behoeften.
Het bepalen van doelstellingen is op zichzelf geen doel, noch de sleutel tot succes. Het is slechts een instrument voor de coördinatie van het gezondheidszorgbeleid, dat moet worden geïntegreerd in een passend governancekader, zowel om tekortkomingen in de dekking van de zorgbehoeften vast te stellen als om de geboekte vooruitgang te beoordelen en de acties bij te sturen. Deze fase moet deel uitmaken van een breder governanceproces, gebaseerd op een volledig en geformaliseerd systeem, inclusief wetenschappelijke analyse, collectieve participatie en evaluatie in het kader van cyclussen van continue verbetering”, besluit de studiedienst van de CM.